Het sympathieke Blaublues sluit traditioneel het festivalseizoen af. Wij komen
hier bijzonder graag en kennen ondertussen de route van onze pelgrimstocht naar
de donkerste krochten van de Westhoek als onze broekzak. Denken we. Tot blijkt
dat we door wegenwerken Beveren-aan-de-IJzer niet door kunnen. Gelukkig staat er
een bordje 'omleiding via Stavele' maar... dat is dan ook alles. Ze gaan ervan
uit dat we het vanaf hier wel zullen rooien. Tot overmaat van ramp blijkt de gps
die we in onze geitenwollen sok hebben verscholen zo dood als een dode pier. We
trekken onze joker - Google Maps op de smartphone - en daarmee ook onze plan. In
de pletsregen bereiken we via Krombeke, Proven en een flard Watou uiteindelijk
Haringe. De blues hebben we verdomme nu al, maar bij onze aankomst helt de
sfeermeter weer over naar positief. Het regent niet meer en aan de inkom trekt
een groot wit bord onze aandacht. "De organisatie is niet verantwoordelijk voor
ongevallen", staat erop. Eindelijk! Eindelijk eens mensen die weten dat
ongevallen niet per definitie 'gebeurlijk' hoeven te zijn. Wat een lelijk en
overbodig woord is 'gebeurlijk' trouwens. Maar hier staat het er dus niet. Kijk,
we glimlachen alweer. En ja, we hebben er zin in. Laat maar komen, die blues!
De
soundcheck is nog bezig en de speakers knallen er oorverdovende
kickdrums uit. We raken even in paniek, want we vrezen dat laat op de
avond, bij Johnny Mastro & Mama's Boys, onze hersenen via onze
opengereten eustachiusbuizen en aan flenten gescheurde trommelvliezen
een weg naar de uitgang zullen vinden. Ongegrond, zo blijkt. De klankman
tovert een decibelmeter te voorschijn en middels een duikvlucht van de
masterschuivers brengt hij het volume naar een zeer redelijke honderd
decibel. Dit is de beste klank die we ooit op Blaublues hebben ervaren.
Zelfs Mastro klinkt genietbaar en omdat hij bij momenten zijn harmonica
naakt door de microfoon beroert, zonder het bolletje dus, komen we na al
die jaren te weten dat hij het instrumentje ook daadwerkelijk op een
basisniveau beheerst. We horen zelfs overduidelijk de ritmische
behendigheid van drummer Stephen Kida. Kida? Jawel, de oudere broer van
Dave Kida (Rod Piazza & The Mighty Flyers). Mastro put voornamelijk uit
zijn twee recentste cd's: 'Luke's Dream' en 'Beautiful Chaos'.
Tijdens
deze tour van dertig dagen geven Mastro en zijn boys maar liefst 25
concerten. Dit is nummer negentien. De tandem loopt dus vetgesmeerd maar
deze ruige rockbenadering van de blues is niet écht ons ding. Nochtans
gijzelt Mastro onze aandacht veel langer dan de Britse 'folkbluesband'
BabaJack die het openingslint van Blaublues heeft mogen
doorknippen. Met een British Blues Award op zak en de verkiezing tot
beste band van het jaar 2012 in de poll van het tijdschrift Blues
Matters menen we van hen toch iets - al is het niet veel - te mogen
verwachten. En inderdaad, het is niet veel. De enige link met blues is
het feit dat ze Son House uitdrukkelijk vermelden en hun versie van zijn
'Death Letter Blues' spelen. Zangeres-percussioniste Becky Tate, een
gezond en fris kind trouwens, want net voor haar optreden smult ze nog
een appel, we kennen er ook die een kwartliter whiskey naar binnen
kappen, wel, die Becky wil ons doen geloven dat Son House 'Death Letter
Blues' in 1926 schreef. Ze zit er een slordige 39 jaar naast en zonder
rood worden beweert ze dat Son House haar grote held is. Het gros van de
toeschouwers bewondert Becky met open mond omwille van haar kennis - of
zijn het die wulpse laarsjes die het hem doen? - maar wij laten ons niet
vangen! Een beetje resonatorgitaar en harmonica? Ja. Een beetje folky,
rootsy, ietsie pietsie? Ja. Blues? Absoluut niet! Leuk? Ja, voor drie
nummers en dan gauw een worstje halen...
De
worstjes, superlekker trouwens, want gedraaid van écht vlees van
authentieke dooie West-Vlaamsche boerebeesten, zijn te koop in de tent
waar ook de pauzeconcerten plaatsvinden. Door Becky's schuld zijn we er
weer eens van overtuigd dat de Britse bluesnormen niet deugen, we hebben
het altijd al geweten, zie je wel, en het is nooit anders geweest! Het
duo Tommy Allen (zang, gitaar
en drums) & Johnny Hewitt (zang en harmonica) bevrijdt ons
gelukkig uit deze hyperventilatie-aanval. Ja, ze komen ook uit Engeland,
maar ze zijn zo goed als vrij van zonden. Ze prediken hun liefde voor de
rudimentaire Chicagoblues zoals die in de jaren '50 en '60 klonk op
Maxwell Street. We horen veel boogie, veel Jimmy Reed, opzwepende
ritmes, een goedgemeend streven naar interactie met het publiek en
vooral... een keigoede harmonicaspeler. Voor zijn part mag Little Walter
gerust klinken alsof hij zijn hele leven aan de westkust heeft gespeeld.
En daar hebben wij eigenlijk ook niet echt een probleem mee. Puristen
zullen ons dat misschien kwalijk nemen, maar ze kunnen wat ons betreft
branden in de hel. Wij vinden deze jongens plezant, vrij origineel,
pretentieloos en zeer zeker blues.
Dit
goede gevoel houdt ook het hele optreden van The Killborn Alley Blues
Band stand. Wat een schitterende band! Ze komen uit Chicago, deze
drie trollen en de vader van een plaatselijke kruidenier. Ja, ze zijn
bleekneuzig, maar deze Chicagoblues klinkt echt wel Chicago. De
frontman, zanger-gitarist Andrew Duncanson, heeft een fabuleus gevoel
voor ritmiek, frazering en timing. Zijn zang klinkt lijzig maar soulvol.
Dit is blues met een toegevoegde waarde. Het verschil met veel andere
artiesten uit Chicago is dat Killborn Alley niet beperkt blijft tot de
clubs in de windy city. Neen, ze dragen hun toegankelijke muziek uit tot
in de meest obscure spelonken van heel Amerika. Na afloop vertellen we
gitarist Josh Stimmel, en we menen dit echt, dat hij ons qua 'looks and
feel' ietwat aan Lurrie Bell heeft doen denken. Hij veinst zijn
appreciatie voor ons mooie compliment absoluut niet. Integendeel. Het
pakt hem duidelijk. Hij ziet er ons een brave kloot uit. Killborn Alley
is super en onder de toeschouwers vinden we niemand die dit
tegenspreekt.
Al
even onbetwist is het absolute hoogtepunt van de hele avond. Tot dusver
was ze bij ons volstrekt onbekend maar hier in Haringe is ze
onvoorwaardelijk bemind vanaf het eerste moment dat ze haar strot
openrekt. De Nigeriaanse Justina Lee Brown is voor het eerst in
België en kijkt bij aanvang van haar optreden ietwat schuchter naar de
toppen van haar tenen. We vergeven het haar, want wat een schelle bel
van een stem! Wanneer Justina merkt dat ze de hele zaal mee heeft, met
haar blues- en soulsongs, ontpopt zich een gemene duivelse performer.
Naast songs die ze zelf of samen met haar uitstekende Italiaanse
begeleiders van Moreblus schrijft, doet ze ook de klassieker 'I
Just Want To Make Love To You'. Haar suggestieve bewegingen met de
microfoon tijdens Roberto Morbioli's gitaarsolo laten niets, of toch
zeer weinig, aan de verbeelding over. En in Morbioli's gitaarspel horen
we de zwelling gewoon. Ook hammondspeler Daniele Scala is veel meer dan
een begeleider. Hij vult niet zomaar de gaten met orgelriedeltjes. Neen,
hij spreidt een breed en wollig hammondtapijt bovenop de al zeer gevulde
sound. Dit is het gewoon! Wij - en driekwart van het publiek doet dat
samen met ons - wij voelen gewoon de emotie die Justina en haar band
uitstralen. Blues, funk, soul en emotie... als dat geen perfect huwelijk
is?!
Blaublues 2013 staat in onze annalen (spellen we dat goed?) geboekstaafd
als één van de beste edities. In alle eerlijkheid bekennen we het. Onze
voorafgaandelijke papieren verwachtingen waren iets gematigder dan al
het fraais dat ons hier te beurt valt, waarmee weer eens is bewezen dat
je de échte kracht van de blues niet op een blaadje kunt plakken. Het is
een communicatiespel tussen levende wezens, tussen een artiest en zijn
publiek. En het klikt of het klikt niet. Vandaag klikt het dus.
Franky
Bruneel
reageer op dit artikel
terug naar de index van de concert-
en festivalrecensies